STUDIE 6:
VRAGEN
1. Waar komen problemen en beproevingen vandaan?
(A) God (B) Toeval (C) Een zondige wezen met de naam Satan
(D) Zondige wezens die boze geesten genoemd worden.
2. Wie is verantwoordelijk voor onze verzoeking om te zondigen?
(A) Onze eigen menselijke natuur (B) God (C) Boze geesten
(D) Een zondige wezen die Satan genoemd wordt.
3. Wat betekent het woord “duivel”?
(A) De zonde (B) De slang (C) Een valse beschuldiger / kwaadspreker (D)
Lucifer.
4. Wat betekent het woord “Satan”?
(A) Een zoner (B) Een tegenstander
(C) Een Dier
(D De Koning der boze geesten.
5. Kan het woord “Satan” betrekking hebben op goede mensen?
6. Waarnaar kunnen “Satan” en “duivel” figuurlijk verwijzen?
7. Hoe verstaan wij ” boze geesten” zoals die in het Nieuwe Testament
voorkomen?
(A) Zondige engelen
(B) Ziekten
(C) De taal van die dagen voor ziekten, die naar men dacht door “boze
geesten” veroorzaakt waren
(D) Geestelijke wezens.
8. Wat verstaat u onder de slang in de hof van Eden?
|