Bybele Beginsels
Studie 8: Die Natuur Van Jesus
Die Natuur Van Jesus: Inleiding | Verskille Tussen God En Jesus | Jesus Se Natuur | Die Menslikheid Van Jesus | Die Verwantskap Van God Met Jesus | Inset ("Wat In Die Gestalte Van God Was") | Vrae

UITWEIDING 27 : "IN DE GESTALTE GODS ZIJNDE"

"Jezus . . . die, in de gestalte Gods zijnde, het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht, maar Zichzelf ontledigd heeft, en de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen (Filippenzen 2:5-11).

Deze woorden worden gewoonlijk opgevat dat Jezus God was, maar bij zijn geboorte werd hij mens. Als dit waar is, dan moet elk punt dat in Studies 7 en 8 is gemaakt worden verworpen. Het moet duidelijk zijn, dat een vers de algemene bijbelse leer niet kan tegenspreken. Het is veelbetekenend dat dit bijna het enige schriftgedeelte is dat kan worden aangevoerd om ‘de ontbrekende schakel’ in de leer der drie-eenheid te voorschijn te halen - dat Jezus zichzelf van gedaante veranderde door zijn God-zijn te veranderen in een baby in Maria’s buik. De analyse die nu volgt heeft als doel duidelijk te maken wat het tekstgedeelte werkelijk betekent.

Er staat een aantal uitdrukkingen in deze tekst dat het idee van een drie-eenheid helemaal weerspreekt:

"God heeft Hem (Jezus) ook uitermate verhoogd en Hem de naam boven alle naam geschonken" (v.9), hetgeen bewijst dat Jezus zichzelf niet heeft verhoogd - God heeft dit gedaan. Hieruit volgt dat Jezus de verheven status van verhoging niet had voordat God hem die schonk, bij zijn opstanding.

Het hele proces van Christus’ verootmoediging van zichzelf en zijn latere verheerlijking door God was "tot eer van God de Vader!" (v.11). God de Vader is dus niet gelijk aan Jezus.

De context van dit schriftgedeelte moet nauwkeurig worden bekeken. Wat Paulus over Jezus begint te zeggen komt niet zomaar uit de lucht vallen. Hij wijst op de gezindheid van Jezus in Filippenzen 1:8; 2:5. In Filippenzen 1:27 spreekt Paulus over het belang van onze eigen gezindheid. Dit wordt uitgewerkt in de eerste verzen van hoofdstuk 2: "maakt mijn blijdschap volkomen door eensgezind te zijn, een in liefdebetoon, een van ziel, een in streven . . . ieder lette niet slechts op zijn eigen belang, maar ieder lette ook op dat van anderen. Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was" (Filippenzen 2:2-5). Paulus spreekt dus van het belang om een gezindheid te hebben zoals Jezus die heeft. Hij wijdde zich nederig aan het dienen van anderen. De verzen die volgen zijn een commentaar op de nederige gezindheid die Jezus liet zien, in plaats van dat zij spreken van een verandering van natuur.

Jezus was "in de gestalte van God". We hebben in Studie 8.3 aangetoond dat Jezus deel had aan de menselijke natuur, en om deze reden kunnen deze woorden niet betekenen dat Christus een Goddelijke natuur had. We merken op dat sommige moderne vertalingen heel vrij zijn en niet de precieze betekenis van het oorspronkelijke Grieks weergeven. Het resultaat is een tekst die ten koste gaat van de ware betekenis. Filippenzen 2:5-8 is een klassiek voorbeeld hiervan.

Dat "gestalte" (Grieks ‘MORPHE’) niet verwijst naar wezenlijke natuur wordt bewezen doordat Filippenzen 2:7 zegt dat Christus "de gestalte van een dienstknecht" op zich heeft genomen. Hij had als mens de gestalte van God (hij was als tweede Adam beelddrager van God) en als daad van gehoorzaamheid nam hij de gestalte van een dienstknecht op zich. De wezenlijke natuur van een dienstknecht is niet anders dan die van enig ander mens. In harmonie met de context kunnen we veilig zeggen dat, hoewel Jezus volmaakt was en helemaal dacht zoals God dacht, hij toch bereidwillig was om een dienstknecht te worden. Een paar verzen later spoort Paulus ons aan om "gelijkvormig aan zijn (Christus’) dood" te worden (Filippenzen 3:10). Wij behoren de "morphe" (vorm, gestalte) van Christus te delen die hij heeft getoond. Dit kan niet betekenen dat wij de natuur moeten delen die hij toen had, omdat wij de menselijke natuur reeds hebben. Wij behoeven onszelf niet te veranderen om de menselijke natuur te hebben, maar wij moeten onze manier van denken veranderen, zodat wij de "morphe" of gezindheid hebben die Christus heeft gehad.

Het Griekse woord "morphe" betekent beeld, indruk of overeenkomst. Paulus schrijft dat "Christus in u gestalte verkregen heeft" (Galaten 4:19). Omdat hij een volmaakt karakter had, een volmaakte goddeliike manier van denken, was Jezus "in de gestalte van God". De apostel zinspeelt op Genesis 1:27. De mens was gemaakt "naar Gods beeld" met de intentie om de aarde te onderwerpen. Toen hij God ongehoorzaam was greep hij letterlijk naar de verboden vrucht, wilde hij "als God" zijn, deed hij een greep naar de gelijkheid met God. Dat en niet anders is de betekenis van "het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht". De gedachte van Paulus was dus zeker niet dat Christus zich vastklampte aan zijn goddelijkheid, alsof hij God zou zijn. Integendeel, Christus koesterde geen aspiraties iets te worden wat hij niet was, namelijk "gelijk God" zijn; hij probeerde niet de positie "als God zijn" te pakken, te roven of te grijpen. Hierin onderscheidde Christus zich gunstig van Adam. En deze gezindheid van Christus stelt hij de gelovigen ten voorbeeld!

Jezus heeft er nooit over gedacht om gelijk aan God te worden; hij wist dat hij aan God onderworpen moest zijn. Hij ontledigde zich van menselijke trots en was gehoorzaam aan zijn Vader.

Christus "heeft zichzelf ontledigd (of: vernietigd)", verwijst naar de voorzegging van zijn kruisiging in Jesaja 53:12 : "omdat hij zijn leven heeft uitgegoten in de dood." Hij heeft "de gestalte (gezindheid) van een dienstknecht" als voorbeeld getoond aan zijn volgelingen (Johannes 13:14), in het bijzonder door zijn dood aan het kruis (Mattheus 20:28). Jesaja 52:14 heeft Christus’ lijden aan het kruis voorzegt: "zozeer misvormd, niet meer menselijk was zijn verschijning, en niet meer als die der mensenkinderen zijn gestalte". Hij heeft zichzelf steeds meer vernederd "tot de dood, ja tot de dood des kruises". Dit was niet een eenmalige gebeurtenis bij zijn geboorte, maar een proces dat zijn gehele leven door plaatsvond met als hoogtepunt zijn kruisdood. Wij hebben laten zien dat de context verband houdt met de gezindheid van Jezus, zijn zienswijze, zijn nederigheid die ons wordt voorgehouden als een voorbeeld om na te volgen. Deze verzen spreken dus van Jezus’ leven op aarde, in dezelfde menselijke natuur die wij hebben, en hoe hij zichzelf vernederde, terwijl hij een gezindheid had die geheel op God was afgestemd.

Als Christus God was en zijn Goddelijkheid had afgelegd om een menselijke natuur aan te nemen, zoals trinitariers menen, dan kon Jezus niet "ware God" zijn terwijl hij op aarde was; toch geloven trinitariers dat dit het geval was. Dit legt duidelijk de tegenstrijdigheden bloot van een door theologen gemaakte definitie van de leer der drie-eenheid.

Tenslotte een opmerking over de uitdrukking "in de gestalte van God zijnde" (huparchoon). Het Griekse woord dat is vertaald met "zijnde", betekent niet "oorspronkelijk, van eeuwigheid zijnde". Handelingen 7:55 zegt over Stefanus: "vol zijnde (huparchoon) van de Heilige Geest". Hij was toen vol van de Heilige Geest en was dat gedurende enige tijd tevoren geweest; maar hij was er niet altijd vol van geweest. Andere voorbeelden vinden we in Lucas 16:23 (Statenvertaling); Handelingen 2:30; Galaten 2:14 (Griekse grondtekst). Christus "zijnde in de gestalte van God" betekent gewoon dat hij in geestelijke zin in Gods gestalte (beeld, gelijkenis) was; het hield niet in dat hij in die gestalte was van eeuwigheid af.


  Back
Home
Next