Bybele Beginsels
Studie 8: Die Natuur Van Jesus
Die Natuur Van Jesus: Inleiding | Verskille Tussen God En Jesus | Jesus Se Natuur | Die Menslikheid Van Jesus | Die Verwantskap Van God Met Jesus | Inset ("Wat In Die Gestalte Van God Was") | Vrae

8.5 DE VERWANTSCHAP VAN GOD MET JEZUS

God heeft Jezus uit de doden opgewekt. Hierover nadenkend laten we eens kijken naar de verwantschap tussen God en Jezus. Als beiden gelijk waren en in alle eeuwigheid samen bestonden, zoals de de leer van de drie-eenheid zegt, dan zouden we verwachten dat hun relatie die van gelijken zou zijn. We hebben reeds overvloedig bewijs gezien dat dit niet het geval is. De verwantschap tussen God en Christus gelijkt op die tussen man en vrouw: "het hoofd van iedere man is Christus, het hoofd der vrouw is de man, en het hoofd van Christus is God" (1 Korintiers 11:3). Zoals de man het hoofd is van de vrouw, zo is God het hoofd van Christus, alhoewel zij dezelfde eenheid qua doelstelling hebben, zoals tussen een man en zijn vrouw behoort te bestaan. Dus "Christus is van God" (1 Korinthiers 3:23), zoals de vrouw aan haar man behoort.

God de Vader wordt dikwijls de God van Christus genoemd. Het feit dat God is beschreven als "de God en Vader van onze Here Jezus Christus" (1 Petrus 1:3 ; Efeziers 1:3), zelfs na Christus’ hemelvaart, bewijst dat dit nu hun verwantschap[ is, net zoals dit gedurende Christus’ sterfelijke bestaanswijze op aarde het geval was. Trinitariers zeggen vaak dat Jezus alleen tijdens zijn leven op aarde een lagere status dan God heeft gehad. De brieven van het Nieuwe Testament zijn enige jaren na de hemelvaart van Christus geschreven, niettemin spreken zij nog steeds van de God en Vader van Jezus Christus.

Openbaring, het laatste boek van het Nieuwe Testament, werd vele jaren na Christus’ verheerlijking en hemelvaart geschreven, toch spreekt het boek van God als "zijn (Christus’ God en Vader" (Openbaring 1:6). In dit boek gaf de opgewekte en verheerlijkte Christus boodschappen aan de gelovigen. Hij spreekt van "de tempel mijns Gods . . . de naam mijns Gods . . . de stad mijns Gods" (Openbaring 3:12). Dit bewijst dat Jezus zelfs nu aan de Vader denkt als zijn God, en dus is hij (Jezus) niet God.

Tijdens zijn sterfelijke leven stond Jezus op een soortgelijke wijze in betrekking tot zijn Vader. Hij zei dat hij opvaart naar "mijn Vader en uw Vader, naar mijn God en uw God" (Johannes 20:17). Aan het kruis toonde Jezus zijn menselijkheid ten volle: "Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?" (Mattheus. 27:46). Zulke woorden zijn onbegrijpelijk als zij door God zelf gesproken zijn. Juist het feit dat Jezus tot God bad "onder sterk geroep en tranen" bewijst op zichzelf dat de ware aard van hun relatie (Hebreeen 5:7 ; Lukas 6:12). Uit de aard van de zaak kan God niet tot Zichzelf smeken. Zelfs nu bidt Christus tot God ten behoeve van ons (Romeinen 8:26,27,34,35; vergelijk 2 Kor. 3:18). In Johannes 5:30 en 19 zegt Jezus: "Ik kan van Mijzelf niets doen . . . Ik zoek niet mijn wil, doch de wil van Hem, die Mij gezonden heeft . . . de Zoon kan niets doen van Zichzelf."


  Back
Home
Next