Bybele Beginsels
Study 9: Die Oorwinning Van Jesus
Die Oorwinning Van Jesus | Die Bloed Van Jesus | 'N Offerande Vir Ons En Homself | Jesus As Ons Verteenwoordiger | Jesus En Die Wet Van Moses | Die Sabbat | Inset (Die Kruis, Was Jesus Op Die 25ste Desember Gebore?) | Vrae

9.3 EEN OFFER VOOR ONS EN HEMZELF

De joodse hogepriester moest eerst een offer brengen voor zijn eigen zonden en daarna voor de zonden van het volk (Hebreeen 5:1-3). Christus’ offer had tevens een tweeledig doel. Alhoewel Jezus zelf geen zonden begaan had, had hij toch een menselijke, sterfelijke natuur en had daarom verlossing van de dood nodig. God voorzag hem van deze verlossing door Christus’ eigen offerdood. Jezus is dus gestorven om zijn eigen redding te bewerkstelligen en om onze redding mogelijk te maken. In de Schrift wordt dit meermaals beschreven.

Deze paragraaf behandelt een aantal bijbelpassages waarin aangetoond wordt dat Christus’ offerdood zowel voor hemzelf, als ook voor ons noodzakelijk was. Het aantal passages is veel groter dan nodig is om dit duidelijk te maken; ik denk echter dat het van groot belang is om het van onze Heer goed te kunnen begrijpen.

De hogepriester verplicht evenzeer als voor het volk, voor zichzelf offers voor de zonde te brengen … Zo ook Christus . Christus vervulde in dit opzicht de rol van de Mozaische priester (Hebreeen 5:3,5). Het woord “verplicht” in dit vers heeft in het Grieks betrekking op een finaciele schuld. Dit wijst erop dat onze Here zijn eigen en ook onze verlossing “gekocht” heeft. Hij moest het “wegens” zijn eigen menszijn doen (Hebreeen 5:3). Dit betekent niet dat hij zelf ooit gezondigd had, waarvoor hij om vergeving moest vragen. Dit kan niet te veel benadrukt worden. We zijn verlost door zijn vergoten offerbloed – hij evenzo.

Paulus schrijft over Christus: "die niet, gelijk de hogepriesters, van dag tot dag eerst offers voor zijn eigen zonden behoeft te brengen en daarna voor die van het volk, want dit laatste heeft Hij eens voor altijd gedaan, toen Hij Zichzelf ten offer bracht" (Hebreeen 7:27). Hij benadrukt daarmee de overeenkomsten tussen de hogepriesters en Christus wat betreft de tweeledige functie van hun offeren. Dit benadrukt Paulus ook in Hebreeen 9:7 (vergelijk de verzen 12 en 25). Het verschil was dat een eenmalig offer van Christus voldoende was, terwijl de hogepriesters jaarlijks moesten offeren. Indien het enige verschil was dat Christus’ offer alleen voor de andere mensen was, dan zou dat duidelijker in de Schrift benadrukt worden. Bedenkt dat Christus’ offer voor zijn eigen “zonden” was, zonden, die verschilden van de zonden van andere mensen. In de rol van een Mozaische priester werd ook al een apart offer voor de zonden van het volk gebracht. Eerder hebben we echter gezien dat Christus’ karakter volmaakt was. Het woord “zonden” heeft hier een andere betekenis; namelijk de “zondige natuur” van de mens, de “neiging” om te zondigen. Door gebruik van een zinverwant begrip wordt hier de oorzaak (de zondige natuur) bedoeld, in plaats van het efftect (de zondige daad). Zijn “zonden” waren niet onze zonden, die hij op zich nam.
"De God nu des vredes, die onze Here Jezus, de grote herder der schapen door het bloed van een eeuwig verbond heeft teruggebracht uit de doden" (Hebreeen 13:20). Hier is sprake van Jezus’ eigen bloed. Aldus is onze Here zowel herder als slachtschaap. Hij gaf zichzelf, als het ware, als offer en door het vergieten van zijn eigen bloed is hij door God opgewekt. Hij was dus zowel priester als offer.

"Zie, uw koning komt tot u, hij is rechtvaardig en zegevierend, nederig, en rijdende op een ezel, op een ezelshengst, een ezelinnejong" (Zacharia 9:9). Het Hebreeuwse woord voor “zegevierend” is tweeledig uit te leggen, namelijk als “een geredde” en “een redder”. De oorspronkelijke tekst laat blijkbaar beide vertalingsmogelijkheden toe en suggereert dat Christus ons verlossing bracht terwijl hij zichzelf redde. Door zijn kruisiging deed Jezus verzoening voor zijn eigen natuur, zodat hij onze verlossing kon bewerkstelligen Het is onverstandig om Jesus’ dood buiten de context van zijn doel te zien, namelijk onze verlossing.

Het is belangrijk om te beseffen dat alles, wat verband houdt met het vergieten van bloed door het slachten van dierenoffers onder de wet van Mozes, op een of andere manier met Christus’ offerdood te maken heeft.
Het altaar, een symbool van Christus, werd een keer per jaar verzoend door bloed (Exodus 30:10) het verwijst hoe Christus zichzelf door zijn eigen offer heiligde. Eigenlijk vertegenwoordigde het gehele tabernakel de Christus; het gehele tabernakel moest door bloed gereinigd worden (Hebreeen 9:21,22). De voorwerpen in het tabernakel hadden geen zonde begaan, maar moesten toch gereinigd worden, omdat ze met de zonde geassocieerd werden. Dit gold ook voor onze Here Jezus. De hogepriester moest zijn heilige dienst beginnen door eerst zichzelf met bloed te besprenkelen. Aldus heeft Christus eerst zijn eigen offer nodig gehad ten einde voor ons in de hemel te kunnen dienen. (Leviticus 8:23). Dat Jezus voor zichzelf verzoening moest doen betekent niet dat hij zelf gezondigd had. Het brengen van een persoonlijk zondeoffer impliceert niet altijd dat de persoon, die het offer brengt gezondigd heeft (zie bijvoorbeeld Leviticus 12 waar een vrouw dit moest doen na de geboorte van haar kind).