7.3 DE PLAATS VAN CHRISTUS IN GODS PLAN.
God maakt Zijn plannen niet impulsief zoals de mensen dat doen en heeft
niet telkens Zijn doel te wijzigen naarmate de geschiedenis zich ontwikkelt.
Vanaf het begin der schepping had Hij een compleet plan klaar. (Johannes1:1).
Zijn verlangen om een zoon te hebben maakte al vanaf het begin deel uit
van Zijn plan. Hij had Zijn Zoon lief voordat Hij geboren werd, net als
ouders een kind dat nog in de baarmoeder is lief kunnen hebben. Het hele
Oude Testament openbaart verschillende aspekten van Gods heilsplan in
Christus; door beloften, profetieen en voorbeelden in de wet van Mozes
maakt God duidelijk wat Zijn doel in Christus is.
Het was wegens Zijn kennis dat Hij een Zoon zou hebben dat de schepping
tot stand is gekomen (Hebreeen1:1-2 Griekse tekst: “door wie” is beter
vertaald als “wegens wie”).Het was wegens Christus dat de eeuwen van de
menselijke geschiedenis door God gepermitterd werden (Hebr.1:2 Griekse
tekst: “ wereld”= eeuwen). Het is dan ook logisch dat Gods openbaring
door die eeuwen heen vol staat van verwijzingen naar Christus.
Het is moeilijk voor ons volledig te begrijpen de superioriteit van Christus
en zijn fundamentele belangrijkheid voor God. Het is dus juist om te zeggen
dat Christus vanaf het begin in het plan en het doel van God was, ofschoon
Hij pas tot een letterlijk bestaan is gekomen door Zijn geboorte door
Maria. Hebr.1:4-7, 13-14 laten duidelijk zien dat Christus geen engel
was. Ofschoon Hij in Zijn sterfelijk leven zelfs minder dan de engelen
was (Hebr.2:7), werd Hij tot een veel grotere eer dan hen verheven, omdat
Hij God’s “eniggeboren Zoon” was (Johannes3:16). Christus bestond ook
niet als ‘geest’ voor Zijn geboorte. Petrus vat het samen: “Hij was van
tevoren gekend, voor de grondlegging der wereld, doch is bij het einde
der tijden geopenbaard ter wille van u.” (1Petrus1:20).
Jesus was het centrale spil van het Evangelie, dat God “tevoren door Zijn
profeten beloofd had in de heilige Schriften- aangaande Zijn Zoon, gesproten
uit het geslacht van David naar het vlees, naar de geest der heilichtheid
door Zijn opstanding uit de doden verklaard Gods Zoon te zijn in kracht,
Jezus Christus, onze Here.” (Rom.1:1-4).
Wij mogen de geschiedenis van Christus zo samenvatten:
1 In het Oude Testament beloofd- d.w.z. in God’s plan;
2. Als letterlijk persoon geschapen door de maagdelijke geboorte, als
zaad van David. 3. Wegens Zijn volmaakt karakter (“de geest der heilichtheid”)
in Zijn sterfelijk leven getoond.
4. Werd Hij uit de doden opgewekt en weer openlijk verklaard Gods Zoon
te zijn door de prediking van de geinspireerde apostelen.
DE VOORKENNIS GODS.
Een grote hulp bij de erkenning dat Christus in het begin in Gods gedachte
was zonder letterlijk te bestaan is het feit dat God alles van te voren
weet; Hij bezit volledige ‘voorkennis’. God is bij machte dus om te spreken
en te denken over dingen die niet bestaan alsof zij wel bestaan. In feite
is er geen Hebreeuws woord voor ‘belofte’; slechts het woord ‘woord’ want
zo zeker komt het woord van God in vervulling. Wat Hij zegt is alsof het
al gebeurd is. Dus van God kan gezegd worden: “die het niet zijnde tot
aanzijn roept.”(Romeinen 4:17). Hij kan erom “van den beginne de afloop
verkondig en vanouds wat nog niet geschied is….Mijn raadsbesluit zal volbracht
worden en Ik zal al mijn welbehagen doen.” (Jesaja 46:10). Erom kan God
van de doden spreken alsof zij leven, en van de nog niet geborenen alsof
zij al leven. (Exodus 3:6; Jesaja 45:1).Of, van een toekomstige dag alsof
het er al is. (Jesaja 3:8; Ezech.7:10, 12).
Het “raadsbesluit”, of woord van God, had vanaf het begin over de Christus
geprofeteerd; Hij was altijd in Gods plan of “welbehagen”. Het stond dus
vast dat vroeg of laat de Christus letterlijk geboren zou worden; God
zou Zijn aangekondigde doel in Christus tot stand brengen. De zekerheid
van Gods voorkennis is weerspiegeld in Zijn woord. In het Bijbelse Hebreeuws
is er een ‘profetisch voltooid” werkwoordsvorm, waarbij de toekomstige
dingen die God belooft heeft met de verleden tijd worden beschreven. Zo
heeft David gezegd: “ Dit is het huis van de HERE God…” (1 Kron.22:1)
toen de tempel slechts door God beloofd werd en er nog niet was. Zo sterk
was Davids geloof in die belofte dat hij de tegenwoordige tijd gebruikte
om toekomstige dingen te beschrijven.
Voorbeelden van Gods voorkennis komen in het Schrift in overvloed voor.
God was zo zeker dat Hij de beloften aan Abraham vervullen zou, dat Hij
tegen hem zei: “ Ik u tot een vader van een menigte volken gesteld heb.”
(Genesis 17:5). Voorwaar, “God roept het niet zijnde tot aanzijn.”
Met diezelfde stellichtheid sprak Jezus gedurende Zijn rondwandeling van
hoe God “Hem alles in handen gegeven heeft” (Johannes3:35), ofschoon dat
nog niet het geval was. “ “Alle dingen hebt Gij onder zijn voeten onderworpen….Doch
thans zien wij nog niet, dat hem alle dingen onderworpen zijn.” (Hebreeen
2:8).
Ook de profeten bestonden in Gods plan vanaf het begin; een voortreffelijk
voorbeeld is Jeremia. God zei tegen hem: “ Eer Ik u vormde in de moederschoot,
heb Ik u gekend, en eer gij voortkwaamt uit de baarmoeder, heb Ik u geheilichtd;
tot een profeet voor de volkeren heb Ik u gesteld.” (Jeremia1:5). Op gelijke
wijze sprak God over de Persische koning Kores lang voor zijn geboorte.
( Jesaja 45:1-5). Nog een voorbeeld van deze wijze van spreken over iemand
die nog niet geboren is, vinden wij in Hebreeen 7:9-10.
Maar net zo goed als over Jeremia en de andere profeten gesproken wordt
alsof zij voor hun geboorte letterlijk bestonden, vanwege hun deel in
Gods plan, zo ook wordt van de ware gelovigen gesproken. Paulus gaat zover
om te zeggen dat “God ons behouden heeft en geroepen met een heilige roeping…naar
Zijn eigen voornemen en de genade,die ons in Christus Jezus gegeven is
voor eeuwige tijden (2 Tim.1:9). Een nog een keer weer: “Hij heeft ons
immers in Hem uitverkoren voor de grondlegging der wereld…In liefde heeft
Hij ons tevoren ertoe bestemd als zonen van Hem te worden aangenomen door
Jezus Christus, naar het welbehagen van Zijn wil.” (Efez.1:4-5).
Het is duidelijk dat wij toen geen letterlijk bestaan hadden, behalve
dan in Gods gedachten. Het hele idee, dat individueen vanaf het begin
door God voorgekend zijn en tot het heil voorbestemd zijn, laat zien dat
zij in den beginne in Gods gedachte al bestonden. (Rom.8:29; 9:23).
In het licht van dit alles is het niet zo vreemd dat ook van Christus,
als de hoogtepunt van het doel Gods, in deze termen gesproken zou worden.
Vanaf het begin bestond Hij ook in Gods gedachten en plan, ofschoon letterlijk
was dat niet mogelijk. Hij was “ het Lam, dat geslacht is, sedert de grondlegging
der wereld.” (Openb.13:8). Natuurlijk is Jezus toen niet letterlijk gestorven;
als Het Lam Gods stierf Hij zo’n 4,000 jaar later op het kruis. (Joh.1:29;
1 Kor.5:7). En, zoals Jezus voor de grondlegging der wereld gekend werd
(1Petr.1:20), zo ook de gelovigen. ( Efez.1:4). Wij vinden dit moeilijk
te begrijpen omdat wij ons niet makkelijk kunnen voorstellen hoe God buiten
de tijd kan opereren.
‘Geloof’ is de bekwaamheid om de dingen te bekijken van Gods zichtpunt,
zonder de beperkingen van tijd.
|